Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat bij het belonen van het gewenste gedrag (dus een positieve ervaring) het leerproces sneller verloopt en de resultaten zekerder zijn dan bij een leerproces dat vooral gebaseerd is op het bestraffen van het ongewenste gedrag (dus een negatieve ervaring).
Tijdens het opgroeien van uw pup kunt u, net als bij kinderen, gewenst of ongewenst gedrag van uw puppy verwachten. U moet uw puppy helpen het voor u juiste gedrag aan te leren, zodat hij een goede huisgenoot wordt.
De moderne opvoedingsmethodes gaan uit van belonen van positief gedrag. Gedrag waarvoor uw puppy een beloning, bv. een brokje, krijgt zal hij graag herhalen, want dat levert hem iets op. Veel opvoedingsmethodes vinden straffen niet meer van deze tijd. Door alert te zijn en het goede gedrag van uw puppy te begeleiden en te belonen zult u het gedrag van uw puppy in goede banen kunnen leiden. Het voorkomen dat uw puppy ongewenst gedrag kan vertonen hoort hier natuurlijk ook bij! Dus dingen waar u puppy niet aan mag komen zet u (tijdelijk) buiten zijn bereik.
Wanneer u niet op uw puppy kunt letten is het verstandig om uw puppy in een bench te plaatsen. Zo bent u ervan verzekerd dat uw puppy niets verkeerd kan doen. Natuurlijk zal het niet altijd lukken om ongewenst gedrag te voorkomen. Er zijn momenten waarop u wel moet ingrijpen. Maar probeer deze momenten beperkt te houden.
Natuurlijk is het niet zo dat we de pup nooit meer mogen corrigeren. Wanneer de pup bv. aan het bankstel aan het knagen is zal hem toch duidelijk gemaakt moeten worden dat dit niet de bedoeling is.
Wanneer er beloond of gestraft wordt dan moet dit binnen een halve seconde na het uitgevoerde gedrag gebeuren. Alleen dan legt de pup de link tussen het uitgevoerde gedrag en de daarop volgende beloning/straf.
Bij het belonen en straffen van de pup/hond speelt de intonatie van de stem een belangrijke rol. Wanneer de pup/hond iets goed doet belonen we dit door met hoge of fluisterende stem “brááf” of “goed zo” te zeggen. Wanneer we de pup/hond bestraffen voor negatief gedrag, doen we dit door een scherp uitgesproken “néé” of “foei”.
Bij het aanleren van een nieuwe oefening kunnen we werken met een dubbele beloning. Een brokje (voor de pup/hond een enorme stimulans) en de hoge/fluisterende stem “brááf” of “goed zo”.
Ook spelen kan een enorme beloning voor de pup/hond zijn. Voor sommige pups/honden is spelen zelfs nog belangrijker dan een brokje.
Het straffen met de stem maakt op veel pups/honden al indruk. Een scherp uitgesproken “nee” als hij van plan is iets te doen, “foei” op een zeer laag uitgesproken toon als hij al bezig is met een bepaald ongewenst gedrag.
We kunnen een pup/hond alléén bestraffen voor iets waar we hem op heterdaad op betrappen. Wanneer we thuis komen na te zijn weggeweest en de pup/hond heeft het behang van de muur getrokken, is dat jammer maar we bestraffen hem hier niet voor! De pup/hond komt ons n.l. vrolijk begroetend tegemoet en zouden we hem straffen associeert hij dit met het laatste wat hij doet, dus het naar ons toekomen.
Bij aanhoudend aandachttrekkend gedrag of de “dolle vijf minuten” is het verstandig de pup/hond te negeren. Negatieve aandacht is immers ook aandacht. Houdt het gedrag aan dan is het een goed idee om de pup/hond even een ’time-out’ te geven, bijvoorbeeld door hem even in zijn bench te stoppen.
Uit den boze is de pup in het nekvel vastpakken en hem heen en weer schudden! In de natuur wordt dit alleen gebruikt om een prooi te doden. Instinctief verwacht de pup bij dit schudden, dood geschud te worden. Het gevolg van deze straf is dus verwarring en onbegrip.
Onacceptabele manieren van straffen zijn:
- Slaan (ook met een krant).
- Schoppen.
- Schreeuwen (= onmacht, een begeleider is altijd rustig).
- Doorgaan met straffen wanneer de pup deemoed toont (zich klein maakt, weg kijkt, zich op de rug gooit).
- Achteraf straffen.
Deze laatste straf begrijpt de pup/hond absoluut niet, ook al lijkt het soms wel zo. Hij wordt hier alleen maar nerveus of gefrustreerd van. Dat zou een reden kunnen zijn om in de toekomst nog meer te gaan vernielen, gaan blaffen of weer onzindelijk te worden. Niet om de eigenaar te ‘pesten’ zoals vaak wordt gedacht -alleen mensen zijn in staat om soortgenoten te pesten- maar uit onzekerheid of uit angst. Om dit nare, onveilige gevoel van spanning en stress kwijt te raken compenseert hij dit door bezig te zijn. Pas op het moment dat de eigenaar thuis komt en de situatie in de woonomgeving is veranderd, en als hij daar bovendien ooit eens voor op zijn kop heeft gekregen (een hard woord kan bij sommige pups/honden al voldoende zijn) dan zal hij de volgende keer bij thuiskomst van de eigenaar, deemoed tonen.
De veranderde woonomgeving en de thuiskomst van de eigenaar combineert hij door ervaring -> wanneer er maar iets is veranderd in de tijd tussen weggaan en thuiskomen van de eigenaar dan is hij boos. Zelfs als een proefpersoon deze verandering aanbrengt zal de pup deemoed vertonen. Dit is in Amerika vele keren getest.
Honden zijn gewoonte dieren. Wat vandaag mag, mag altijd en wat vandaag niet mag,mag nooit. Daarom is het belangrijk dat iedereen in het gezin daar consequent mee om gaat. Het gedrag van een hond is uiteindelijk een combinatie van gewoontes. Het aan- en afleren van gewoontes vormt dus eigenlijke de opvoeding van de hond. Daarbij is het van belang te weten dat het aanleren van een nieuwe gewoonte veel makkelijker is dan het afleren van een oude gewoonte.